CallPro Documentatie, Handleidingen, Release Notes, Tips and Tricks
Een scriptdefinitie beschrijft de scriptvelden, en belopdrachtstatussen die kunnen worden gebruikt in een belscript of callflow. Een bellijst wordt aangemaakt op basis van een scriptdefinitie. Bij het aanmaken van een nieuwe scriptdefinitie kunnen de instellingen van een bestaande scriptdefinitie worden overgenomen.
In de scriptdefinitie wordt alleen de startpagina van het belscript vastgelegd. Als het belscript op een webserver (http) staat kan deze niet via de “Bladeren…” knop worden gekozen maar moet de volledige url worden ingetypt.
In stap3 worden alle velden die in het belscript worden gebruikt, en/of die moeten worden geimporteerd vastgelegd. Soms worden velden via het importbestand aangeleverd die later terug moeten worden geleverd aan de opdrachtgever, maar tijdens het bellen niet van belang zijn. Deze velden worden dan wel in de scriptdefinitie (en ook de importdefinitie) opgenomen. De scriptdefinitie bevat ook velden die niet in het importbestand staan, maar wel nodig zijn in het belscript (gegevens verrijking). Ook kan het zijn dat er stuurvelden worden opgenomen in de scriptdefinitie die worden gevuld afhankelijk van de wijze waarop het belscript/de callflow wordt doorlopen.
Per scriptveld wordt in ieder geval vastgelegd wat de naam, het datatype en de lengte is. Aanvullend kunnen voor de autoscript omgeving nog een Vraag, en de weergave van het scriptveld worden vastgelegd. Deze informatie wordt alleen gebruikt i.c.m. de autoscript functie van CallPro.
In de scriptdefinitie wordt aangegeven welke velden een telefoonnummer bevatten. Dit is belangrijk zodat CallPro de telefonie kan aansturen en telefoonnummers automatisch kan bellen. Een andere belangrijke instelling zijn de ontdubbelvelden. Door een of meer velden aan te vinken kan worden vastgelegd dat alleen belopdrachten mogen worden geïmporteerd die een unieke waarde bevatten voor deze velden. Meestal wordt hiervoor het telefoonnummer gebruikt.
De scriptdefinitie legt ook vast welke belopdrachtstatussen gebruikt kunnen worden (stap 6). Tijdens het bellen kunnen Agents alleen de hier geselecteerde belopdrachtstatussen gebruiken om gesprekken af te coderen.
Nu is de scriptdefinitie klaar, en kan een bellijst worden gemaakt gebaseerd op deze scriptdefinitie.